Nooit meer een lockdown

Wie mij goed kent weet dat ik een hekel heb aan het woord “lockdown”. Het een term is uit Amerikaanse gevangenissen die omschrijft hoe mensen worden opgesloten als er onrust dreigt. Ik vind het onacceptabel dat dit woord is opgenomen in ons normale taalgebruik, en verbaas mij dagelijks dat politici het ongestraft kunnen gebruiken als ze over Nederlandse burgers praten.

 

Zelf heb ik maar één dag echt geleden onder de lockdown maatregelen: ik heb mijn proefschrift verdedigd en mijn doctors titel in ontvangst genomen in een lege zaal. Een promotie zonder mijn ouders die mij altijd hebben bijgestaan, zonder mijn lieve zusjes en zonder mijn beste vriendin. Als je niet zelf het traject heb doorlopen is het moeilijk om uit te leggen waarom die dag nu zo belangrijk is, maar dat is het, en dat krijg ik nooit meer terug. Maar dat is helemaal niets vergeleken met wat vele in dit land hebben moeten lijden als gevolg van de coronamaatregelen. Terwijl ik naar mijn werk ging waar ik koffie kon drinken met mij leuke collega’s, werden anderen gedwongen om thuis te werken, moesten ze toe kijken hoe hun kinderen het steeds moeilijker kregen, of konden ze zelf geen hulp krijgen voor geestelijke gezondheidsproblemen. Mensen verloren hun baan, of zagen hun dromen verdwijnen met hun eigen bedrijf.

 

Toch had ik tot kort geleden nooit expliciet een standpunt geuit over deze maatregelen. Ik vond het altijd lastig omdat ik vanuit verschillende rollen door verschillende lenzen naar het onderwerp kijk. Zo heb ik als arts in maart en april 2020 weken lang met veel emotie van de ene naar de andere ernstig zieke Covid-19 patiënt gerend. Ook toen ging ik niet zo ver als sommige collega’s in het oproepen tot maatregelen, omdat ik zeker ook zag hoe heftig de consequenties voor veel Nederlanders waren. Maar ik begreep de insteek van de overheid aanvankelijk wel. Er was iets ernstigs gaande, we wisten niet hoe we het aan moesten pakken en we grepen naar de maatregelen die in China werden gebruikt om het gevoel te hebben dat we ten minsten iets deden.

 

Echter dat was maart 2020, en nu is het september 2022. In die tijd heeft onze overheid geen enkele moeite gedaan om de effectiviteit van de maatregelen te onderzoeken, de schade in kaart te brengen of om de – na twintig jaar wanbeleid uitgeklede – zorg te versterken. Als arts én als wetenschapper vind ik dat onbegrijpelijk.

 

Maar ook als burger heb ik grote moeite met dit soort maatregelen. In maart 2020 hoorde ik de Amerikaanse journalist Jeremy Scahill in een podcast waarschuwen: let op, want goed of fout, de maatregelen die we nu nemen voor corona zijn allemaal dingen die de macht van de overheid versterken en de macht van de burger verzwakken. Wat hij daarmee bedoelde was dat de overheid er via noodbevoegdheden macht bij kreeg, terwijl burgers niet meer vrij konden vergaderen en demonstreren en dus macht verloren. Sindsdien heb ik me elke dag verbaasd hoe makkelijk de Nederlandse bevolking akkoord ging met het inperken van hun meest basale rechten, en hoe weinig verantwoording zij van de overheid eiste. En dat de overheid heftige inbreuken deed op onze vrijheid zonder enig effect, staat wat mij betreft sinds de avondklok en het coronatoegangsbewijs niet meer ter discussie.

 

Nu dat onze regering met aanpassingen aan de Wet publieke gezondheid (Wpg) dit soort maatregelen onderdeel wil maken van de standaard aanpak van infectieziekten, vind ik het belangrijk om als arts, wetenschapper en burger wel duidelijk te zeggen dat ik niets meer voel voor enige collectieve, vrijheidsbeperkende maatregelen. Wat bedoel ik daarmee? Ik heb het niet over quarantaine van mensen die besmet zijn met een dodelijke ziekte, of die in aanraking zijn geweest met een besmet persoon (dat doen we al eeuwen, en al tientallen jaren onder de huidige Wet publieke gezondheid). Ik bedoel het collectief, gedwongen beperken van de bewegingsvrijheid van mensen die niet geïnfecteerd en niet bewezen blootgesteld zijn, om te voorkomen dat zij een infectie kunnen krijgen. In het Engels is er een term voor: “reverse quarantine”.

 

In plaats daarvan zou ik willen pleiten om bij een volgende infectieziekte in te steken op eerlijke informatievoorziening en vrijblijvende adviezen. Mijn ervaring is dat de meeste mensen niet expres dingen doen waar ze zelf schade van ondervinden, dat is een concept bedacht door de media. Mensen vragen mij vaak: wat als Ebola uitbreekt? Los van het feit dat Ebola niet de eigenschappen heeft van een virus dat een pandemie kan veroorzaken, als er Ebola door de lucht vliegt vertrouw ik er volledig op dat de meeste mensen vrijwillig infectie vermijden. Maar mensen verschillen wel heel erg in hoe zij risico’s afwegen en welke keuzes zij daar in maken. Zo zou ik nooit gaan parachute springen, maar heb ik reeds in mijn werk een bepaald risico op besmetting met infectieziekten geaccepteerd. Ik snap niet dat mensen roken, maar zou zelf niet graag dat glaasje whisky laten staan. En er zijn ongetwijfeld mensen die in al die situaties precies het omgekeerde zouden doen. En dat moeten we accepteren. Ik zie dagelijks patiënten die keuzes maken die ik niet zelf zou maken. Maar ik leg ze geen maatregelen op, ik voorzie ze van goede informatie en biedt ze de zorg aan waar zij voor kiezen. De vrijheid om dit soort basale beslissingen zelf te maken is onderdeel van onze menselijkheid en dat moeten we nooit uit handen geven, niet aan de overheid en niet aan een groep “experts”.

Ik ben er nog absoluut niet van overtuigd dat de lockdownmaatregelen meer hebben opgeleverd dan ze schade hebben aangebracht [1]. Maar hoe dan ook, het idee van de bevolking opsluiten, ook als je het doet met de intentie om hun gezondheid te verbeteren, is voor mij onverenigbaar met wat het betekent om arts te zijn. Het is niet aan de overheid om te beslissen dat iemand zijn of haar kleinkinderen niet mag zien omdat er misschien een risico is om een infectie op te lopen. Hoe je dat verschrikkelijke woord “lockdown” ook aankleedt, hoe je de maatregel ook probeert te verkopen, het blijft onverenigbaar met een pluriforme samenleving. Met het normaliseren van dit soort heftige vrijheidsbeperkende ingrepen in de nieuwe Wet publieke gezondheid dreigen wij een ernstige fout te maken. Dit is een fundamentele vraag over wat voor soort maatschappij we zijn. In mijn ogen hebben artsen niet de optie om hierin stil te blijven. Iedereen moet nu kleur bekennen.

 

Dit was een lange introductie om uit te leggen waarom ik een stuk schreef met antropologe Rosalie Smit en advocaat Stan Baggen, waarin wij ons uitspreken tegen wijziging van de Wet Publieke Gezondheid. Gepubliceerd in de NRC op 29 augustus 2022.

 

“Lockdowns horen niet in onze maatschappij thuis”

 

Het kabinet wil de coronamaatregelen vastleggen in een permanente wet. Dit in reactie op de weigering van de Eerste Kamer om de Tijdelijke Wet Maatregelen Covid-19 voor een vijfde keer te verlengen. Het conceptwetsvoorstel werd de afgelopen maand echter fors bekritiseerd met termen als ‘slordig’ en ‘haastwerk’, onder andere door de burgemeesters en de Eerste Kamer. Die kritiek richtte zich vooral op de wijze waarop maatregelen zouden worden ingevoerd en op het onbegrijpelijke gegeven dat het kabinet de maatregelen in de wet wil vastleggen zonder enige evaluatie van de effectiviteit en/of schadelijkheid. Maar hoe terecht die kritiek ook is, een belangrijke vraag dreigt te worden overgeslagen: moeten ze überhaupt een plaats hebben in onze samenleving en in ons rechtssysteem?

 

Het kabinet wil de wet nog dit najaar kunnen inzetten tegen een ziekte die de afgelopen 2,5 jaar heeft doorgemaakt. We hebben het dan niet meer over een crisismaatregel bij een onbekend virus, maar over een verandering van de manier waarop wij ziekten bestrijden. Op dit vlak dwingt de coronacrisis ons om na te denken over de vraag: willen we een samenleving die het bestrijden van infectiezieken boven alles verheft en daarbij alle nevenschade accepteert?

 

Het opnemen van brede, collectieve vrijheidsbeperkende maatregelen in de Wet Publieke Gezondheid normaliseert een aanpak van infectieziekten die het domein van gezondheid overstijgt. Iedereen heeft ervaren hoe diep de maatregelen ingrepen in ons dagelijks leven, onze mentale gezondheid en de sociale samenhang die tot aan de keukentafel toe onder druk is komen te staan. Mensen werden ziek van corona, zeker. Maar ook van de maatregelen.

 

Het wetsvoorstel verandert de relatie tussen burgers en de overheid fundamenteel. Zo bepaalt de wet bijvoorbeeld dat iedereen altijd een veilige afstand tot anderen moet houden. De ‘ander’ wordt zo wettelijk vastgelegd als een mogelijke bron van gevaar. Met de nieuwe wet worden virussen collectief bestreden op basis van modellen waarin mensen slechts worden beschouwd als getallen, zonder individuele keuzes of verantwoordelijkheid. Maar mensen verschillen in hun opvattingen en hun prioriteiten, zeker ook in de mate waarin ze bereid zijn om risico’s te nemen. Wat voor de één obstakel is voor epidemiebestrijding, is voor de ander een voorwaarde voor een goed leven.

 

Zo riskeren we dat maatschappelijke waarden niet meer worden meegewogen als ze niet makkelijk in modellen te vatten zijn. Voor voorbeelden hoeven we niet ver terug te gaan. Nog maar een paar maanden geleden stonden buren en vrienden elkaars QR-codes te controleren in sportkantines, konden mensen de grote momenten in hun leven niet vieren met hun dierbaren, en stierven ouderen in eenzaamheid terwijl familieleden achter bleven met de trauma’s van het gemiste afscheid. Groepen met macht en politieke invloed keken weg terwijl de zwaarste schade werd geleden door kinderen uit lagere sociaal-economische klassen.

 

Er zijn zeker situaties denkbaar waarin grondrechten tijdelijk moeten worden beperkt, maar dit wetsvoorstel maakt grondrechtbeperkende maatregelen niet het laatste redmiddel bij een pandemie, maar onderdeel van een reguliere modelmatige aanpak. Bij die benadering verliezen we menselijkheid en ruimte voor pluriformiteit. Het geeft de overheid een vorm van zeggenschap over onze gezondheid en over ons dagelijkse leven die zij niet zou moeten hebben. Het maakt normaal wat nooit normaal mag worden.


[1] Over waarom ik betwijfel of de lockdown maatregelen de volksgezondheid ten goede komen schreef ik recent in Medisch Contact, zie het artikel hier.

Previous
Previous

De hypocrisie van medische beroepsgroepen in communicatie over Covid-19

Next
Next

We moeten weer leren om het met elkaar oneens te zijn